korte teksten

Tekst 1 – juli 2020

Met deze tekst heb ik meegedongen in de wedstrijd om een tekst te leveren voor “Het Groot Dictee Heruitgevonden – editie 2020” op de site van azertyfactor. Mijn tekst werd niet geselecteerd. Ik vind de tekst interessant genoeg om te delen.

Zeven dwergen in de bieb.

Hevig geagiteerd en met zijn armen zwaaiend kwam de bibliothecaris aangelopen naar het kantoor van de hoofdbibliothecaris.

‘Is hallucineren een symptoom van COVID-19?’ riep hij.  ‘Ik zie kabouters tussen de boeken.  Echte!’

‘Hoezo?’ antwoordde de hoofdbibliothecaris flegmatiek.  ‘Ik kan je rassureren dat er hier geen kabouters zijn.  Nooit geweest.  Er is hier trouwens niemand, de bieb is dicht wegens Corona.’

‘En toch heb ik ze gezien,’ antwoordde de bibliothecaris met het nodige pathos in de stem. 

‘Ga even zitten.  Je bent gestrest door de lockdown.  Ongelooflijk wat dat met mensen kan doen.’

Hijgend en rood aangelopen viel hij neer in zijn stoel, en jeremieerde: ‘Ik ben niet gek!  Die kereltjes zijn zo reëel als wat.  Ga zelf maar kijken.  Ze zitten tussen de kookboeken.’  Toen begon hij te hyperventileren.

Licht panikerend concludeerde de hoofdbibliothecaris dan maar: ‘Ik breng je naar spoed.’

‘Godzijdank,’ zei Doc, de hoofddwerg, ‘ze zijn weg.  Zo kunnen we het boek zoeken.  Extraordinair hoe veel kookboeken ze hebben.  Toen ik de vorige keer een bibliotheek bezocht hadden ze die amper.’

‘Dat was dan ook meer dan honderd jaar geleden,’ zei Giechel.  ‘Ik denk niet dat je ons boek tussen de kookboeken zal vinden.  Kijk hier, een hele reeks boeken over herbologie en fytotherapie.  En daar een reeks over toxicologie.’

‘We moeten zoeken naar een kruidenboek dat iets vermeldt over vliegenzwammen,’ instrueerde Doc zijn team.  ‘Wij zijn daar verzot op, maar voor mensen zijn ze dodelijk.  De heks heeft die zeker gebruikt, want ons bos staat er vol van.  Zoek naar een tegengif.’

‘Wat een kanjers van boeken,’ gromde Grumpie, ‘Die krijgen we nooit uit de rekken.’ 

‘Geen punt,’ zei Niezel, en hij haalde een piepklein pepervatje uit zijn buideltas.  Meteen niesde hij en vloog een hele rij boeken op de grond.’

Ze zochten en zochten.  Alle boeken meldden dat er geen tegengif bestaat.  Helemaal terneergeslagen besloten ze terug te keren naar het bos.

‘Waar is Dommel?’ jeremieerde Grumpie.  ‘Die nietsnut is alweer ergens in slaap gevallen.  Zijn infaam gedrag is hemeltergend.’

Dommel had zich neergevlijd en lag ongegeneerd te slapen op de laatste pagina van een sprookjesboek.  Ze schudden hem hardhandig wakker.  Hij glimlachte breed.

‘Wat voor een uitslovers zijn jullie.  Ik weet wat we moeten doen.  Je leest het allemaal in dit boek: Sneeuwwitje en de zeven dwergen.  We moeten haar naar de berg brengen en in een glazen kist leggen.  Ooit komt een prins haar met een kus weer tot leven brengen.’

Hoe waren die kabouters in de bieb geraakt?

Toen ze ’s avonds thuisgekomen waren, en hun vriendinnetje levenloos gevonden hadden, de geïntoxiceerde appel nog in de hand, golfde een tsunami van hartenpijn over hen.  Door hun afflictie terneergeslagen zaten ze geëmotioneerd en stil van piëteit rond de sacrosanct geachte schoonheid.

Ten langen leste sprak Doc eloquent en enigszins gemaniëreerd: ‘We moeten stante pede uitzoeken met welk antidotum wij haar kunnen reanimeren. Grumpie, kijk niet zo chagrijnig en haal het antidotarium.  Zoek het lemma anabiose.  Giechel, haal een blocnote en noteer heel consciëntieus welke ingrediënten we moeten collecteren.  Niezel, stook een vuur onder de grootste marmiet, maak de distilleerkolf schoon.  Jij moet samen met Dommel het affinageproces superviseren.’

Dommel, die meestal gerelaxt het ratjetoe van Doc’s opdrachten gadeslaat, interrumpeerde hem en riep geagiteerd: ‘Het receptenboek is verdwenen!’

‘Die pernicieuze stiefmoeder moet het meegenomen hebben,’ antwoordde Doc geïndigneerd, ‘en ze had dan nog het lef een ander boek in de plaats te zetten: Tien recepten voor lekkere pannenkoeken voor Moederdag.’

‘Wat zijn wij dommeriken om zo’n belangrijk boek niet veilig op te bergen.  Gewoon gênant is dat, Doc,’ antwoordde Grumpie. ‘Dat loopt hier faliekant af.’

Niezel niesde zo hard, dat alle aandacht onmiddellijk op hem gericht was.  ‘We moeten naar de bieb,’ zei hij.  ‘Daar hebben ze alleszins een replica van ons boek.’

Zo togen zij richting de bieb, al zingend: ‘Hey-ho, hey-ho, …’